Sinds 1848 heeft Nederland een minister-president, alhoewel de term minister-president pas sinds 1945 bestaat. Daarvoor gebruikte men de term: ‘Voorzitter van de Ministerraad’. Het ambtstermijn van een minister-president is gewoonlijk vier jaar en er zit geen limiet aan het aantal termijnen dat mogelijk is. Informeel wordt er in deze functie ook wel over ‘de premier’ gesproken. De minister-president is de voorzitter van de ministerraad en tevens de minister van Algemene Zaken. Hij of zij vertegenwoordigt daarnaast Nederland in de Europese Raad. Daarnaast draagt de premier de verantwoordelijkheid voor optreden van de leden van het Koninklijk Huis.
Het vertrouwen van de Staten-Generaal
Meestal komt de premier voort uit de grootste regeringspartij. In het verleden is hier nog weleens van afgeweken, maar dat is sinds 1973 niet meer voorgevallen. Meestal is de premier ook de formateur van het kabinet. Pas bij een geslaagde formatie zal hij de opdracht voor deze functie van de koning aanvaarden. Sinds 1983 staat er in de Grondwet dat de koning naar eigen inzicht iemand tot premier kan benoemen, maar tot nu toe is er altijd nog een premier benoemd die ook het vertrouwen geniet van de Staten-Generaal. Het Catshuis in Den Haag is de ambtswoning van de premier.